3(Ik leer Nederlands)NEDERLANDS VOOR BUITENLANDERS...
3(Ik leer Nederlands)NEDERLANDS VOOR BUITENLANDERS...
gramer)DERS3 ==> hoe heet jij?
İçindeki kelimeler ;
Leer(LEREN) = ögrenmek
Waarom = niçin, neden
Omdat = çünkü
Het = o
Belangrijk = önemli, mühim
Dat = o
Kan(KUNNEN) = bilmek
Zo = öyle, o derece
School = okul
Winkel = dükkan,magaza
Overal = her yerde
Spreekt(SPREKEN) = konuşmak
Men =kişi, insan
Les = ders
Gebruiken = kullanmak
Boek = kitap
Cassettes = kasetler
Kleur = renk
Noemen = adlandırmak, çağırmak
Groen = yeşil
Daarom = onun için, o yüzden
Praten =konuşmak
Veel = çok
Leraar = erkek öğretmen
Stelt(STELLEN) = sormak
Vragen = sorular
Dorp = köy
Wij = biz
Geven = vermek
Antwoord = cevap
Langzaam = yavaş, ağır
Snel = hızlı, çabuk
Duidelijk = açık, kolay anlaşılır
Vind(VINDEN) = bulmak
Moelijke = zor
Taal = dil, lisan
Tenmiste = en azından, hiç olmasa
Gemakkelijk(makkelijk) = kolay, basit
Alle = tüm, hep
Trouwens = zaten
Klein = küçük
Leren = ögrenmek
Zonder = olmadan, -sız/ -siz
Ze = onlar
Luisteren = dinlemek
Wel(goed) = iyi
IK LEER NEDERLANDS
HOLLANDACA OGRENIYORUM)
Waarom leer jij Nederlands?
(NEDEN HOLLANDACA OGRENIYORSUN?)
--Omdat ik nu in Nederland woon. Het is belangrijk dat ik Ndederlands ken.
(CUNKU,HOLLANDADA KALIYORUM, HOLLANDACA BILMEM COK ONEMLI)
Waarom is dat zo belangrijk?
NEDEN ONEMLI?)
--Op school, op het werk, in de winkel, overal spreekt man Nederlands.
(OKULDA, ISTE, MAGAZADA, HERYERDE HOLLANDACA KONUSUYOR INSAN(adam))
Hoe leer je Nederlands?
MASIL HOLLANDACA OGRENIYORSUN?)
--Ik heb les op een school. We gebruiken een boek en cassettes. De kleur van het boek is groen. We noemen dat boek daarom “Het Groene Boek”.
OKULDA DERSIM VAR, KASET VE KITAP KULLANIYORUZ, KITABIN RENGI YESIL, BUNUN ICIN O KITABA YESIL KITAP DIYE ADLANDIRIYORUZ)
Praten jullie veel?
COKMU KONUSUYORSUNUZ?)
--O, ja. De leraar stelt vragen: “Hoe heet jij? , “In welke stad of in welk drop woon jij?”, “waar ben je geboren?”, “Waarom leer je Nderlands?”.
EVET, OGRETMEN SORULAR SORUYOR: "ISMIN NE?, HANGI SEHIRDE, HANGI KÖYDE OTURUYORSUN", " NERDE DOGDUN?", "NEDEN HOLLANDACA OGRENIYORSUN."
En wij geven antwoord. De leraar spreekt langzaam en duidelijk. Hij spreekt niet snel.
VE BIZ CEVAP VERIYORIZ, OGRETMEN ANLASILIR VE YAVAS KONUSUYOR. HIZLI KONUSMUYOR)
En vind je Nederlands een moelijke taal?
PEKI, ZOR DILMI OLARAK BULUYORSUN?)
--Nee, Nederlands is niet moelijk. Ik vind Nederlands tenminste geen moelijke taal. Ik vind Nederlands gemakkelijk. Alle talen zijn trouwens gemakkelijk.
HAYIR, HOLLANDACA ZOR DEGIL, EN AZINDAN BEN ZOR BI TIL OLARAK BULMUYORUM, BEN HOLLANDACAYI BASIT(KOLAY) BULUYORUM. BU ARADA HER DIL(ler) KOLAY.
Kleine kinderen leren een taal zonder les en zonder boek. Maar ze luisteren wel goed.
GRAMMATICAgramer)
Nederlands is niet moelijk.
HOLLANDACA ZOR DEGIL
Nederlands is geen moelijke taal.
HOLLANDACA ZOR BI DIL DEGIL
Ik ben niet getrouwd.
BEN EVLI DEGILIM
Ik heb geen kinderen.
COCUGUM(COCUKLARIM) YOK
Ali zit niet op school.
ALI OKULDA OTURMUYOR (ALI OKULDA OKUMUYOR
Hij heeft geen Nederlandse les.
ONUN HOLLANDACA DERSI YOK
ODEV:
GEEF ANTWOORD: (Soruları cevaplıyalım)
1) Waarom leren jullie Nederlands? (NEDEN HOLLANDACA OGRENIYORSUNUZ?)
2) Welke taal spreekt men in de winkel? (INSAN MAGAZADA(DUKKANDA) HANGI DILI KONUSUYOR?)
3) Is het belnagrijk dat jij Nederlands kent? Waarom? (HOLLANDACA BILMEN ONEMLIMI? NEDEN?)
4) Spreekt de leraar/lerares langzaam of snel? Waarom? (ERKEK/BAYAN OGRETMEN YAVASMI YOKSA HIZLIMI KONUSUYOR?)
5) Hoe leren kleine kinderen een taal? (KUCUK COCUKLAR DILI NASI OGRENIYOR?)
VUL IN OF AAN: (boşlukları dolduralım)
…………… u Nederlands een moelijke taal? Nee, ik vind Nederlands……….. moelijke taal. Ik vind Nederlands …….. moelijk. Kent u al Nederlands? Nee, ik ken nog ….. nederlands. Ik luister goed ………… de leraar. Hij spreekt ……. Snel. Hoe ……… jullie nederlands? Wij ………. Een boek en cassettes. Met de cassettes ………. We naar de teksten. Praten ………. Ook veel. O ja, de leraar …… vragen en wij ……… antwoord.
